Hij was uitgenodigd door een Bourgondisch wijnhuis, waar hij ’s middags een aantal wijnen zou ‘doornemen’.
Na enig wachten in de zijkamer bij de entree van het landgoed werd hij opgehaald door een kordate juffrouw, die hem meenam naar de keldergewelven onder het château.
Hier en daar brandde een kaal peertje in de vochtige gangen. Ze passeerden lange rijen met stoffige flessen. Met krijt beschreven bordjes gaven aan van welk jaar ze waren; 1946, 1952 en 1953 las hij in het voorbijgaan.
Dit gangenstelsel eindigde bij een open ruimte, waar een een imposante tafel stond te wachten met twee spuugbakjes erop.
De kordate juffrouw wilde per se haar gebrekkige Engels op hem uitproberen. ‘Say it in French,’ had hij haar al een paar keer geholpen als ze bleef steken in haar uitleg, ‘dat versta ik ook.’ Maar nee, het moest en zou in het Engels. Hint: probeer een fransoos eens de woorden ‘stainless steel’ te laten uitspreken. Onze Scheveningse-zon-die-in-de-zee-zakt is daarbij vergeleken een makkie.
Goed, kromme tenen Engels dus. Maar wel kwamen er uitgelezen Franse wijnen voorbij in die diffuus verlichte kelder. Twee daarvan staken er met kop en schouders bovenuit. Een betaalbare Macon Village, honderd procent chardonnay met een romig zachte en complexe smaak, die hij meteen voor thuis bestelde. En een onbetaalbare Nuits Saint George 1998, zo robuust en tegelijk zo delicaat als hij nog niet eerder een wijn tegengekomen was.
Beiden waren ze vol lof over deze laatste wijn, waar de dame van het wijnhuis uiteraard hoog van opgaf. Nu opeens weer wel in het Frans om haar enthousiasme de vrije loop te kunnen laten en hem, tegen het gebruik in, voorstelde om het restant van de flesinhoud mee te nemen. In diezelfde geestdriftige oprisping beloofde ze hem een plaatsje te reserveren in restaurant Le Charme, even buiten het dorp.
‘En of hij dan de meegegeven wijn bij het menu mocht drinken?’ vroeg ze door de telefoon. Dat mocht; een plotselinge en misschien daardoor onvergetelijke maaltijd met een onvergetelijke wijn.