De allereerste keer dat Winkelman met de wijnwereld in aanraking kwam, nu ongeveer twintig jaar geleden, was hij nog geen ‘Winkelman’, maar de auteur van een heus boek en een sterretje aan het literaire firmament.
In die dagen woonde hij in Zuid-Frankrijk. In de Minervois, om precies te zijn; een ietwat ruige streek waar altijd armoe had geheerst. Veel kleine boertjes waren in de loop der jaren van olijfbomen op wijnbouw overgestapt omdat daar meer in te verdienen viel. Maar de Minervois leverde toen een middelmatige tafelwijn op en dus was het nog steeds geen vetpot.
‘Waarom vliegen kraaien ondersteboven boven de Minervois?’ werd Schrijverman al meteen in de eerste dagen na zijn aankomst gevraagd.
‘Aucune idée,’ bracht hij uit in zijn beste Frans.
‘Omdat ze de armoe van de streek niet willen zien,’ was het antwoord.
De enige toeristische attractie in de wijde omtrek was een smal landweggetje, hier en daar genoemd in een brochure, waarvan leek dat het afliep, maar dat in werkelijkheid steeg.
En dus stopten zondagsrijders met een auto vol familie midden op die strook asfalt, zetten hun motor uit en verwachtten dat ze vanzelf vooruit zouden gaan, om te constateren dat ze terugreden. Grote hilariteit.
Ook kwam het voor dat ze, man of vrouw, midden op het weggetje een plas pleegden om te zien dat hun schuimende pies ‘omhoog’ stroomde. Nog meer hilariteit.
Verder was er weinig te beleven en was het er heerlijk rustig. Werk was er ook niet. Behalve in het najaar, tijdens de druivenpluk. Dan gonsde de streek van de bedrijvigheid en hoorde je ineens allerlei Europese talen om je heen. Hij besloot mee te doen en vond werk bij een bevriende buurman.
Het was zwaar werk, de eerste dagen deed zijn hele lijf zeer. Eenmaal gewend aan het voortdurende bukken, werd het enigszins dragelijk. Maar toch, het leuke aan druivenplukken is niet het plukken van druiven.
Leuk is het einde van de werkdag, als iedereen kapot is en er in die ellendige staat een Europese verbroedering plaatsvindt op het dorpsplein en in het café. Eigenlijk zou het hele Europarlement elk jaar de druivenpluk moeten doen. Dat zal ze leren…
Waar leeft iedereen hier toch van? had Schrijverman zich daarvoor wel eens afgevraagd, rijdend door dat hete, inactieve landschap met geduldige druivenstruiken keurig in de rij. Dat werd tijdens het plukseizoen dus duidelijk. En er werd meer duidelijk.
Op een middag, tijdens een late lunch op het land –stokbrood, worst en wijn- vertelde de buurman dat zijn zoon een baan had gevonden als vertegenwoordiger in druivenstruiken. Dat werd uit en te na besproken.
Nu, zittend in zijn wijnwinkel, kan hij zich niet meer voorstellen dat hij toen in alle ernst vroeg: ‘Maar zijn er dan meer soorten druiven dan blauwe en witte?’
Het duurde even voordat de omvang van die onwetendheid tot iedereen doordrong en klonk er een smalend gelach op uit het veld. ‘Of er meer druivensoorten zijn dan twee?’ Ja, dat was een goeie mop van die domme Hollander. ‘Er zijn toch ook meer dan twee soorten kaas…’