Op gezette tijden, zo eens in de twee maanden, wordt Winkelman gebeld door meneer Braams.
“Met Braams hier…”, zegt een doorrookte stem.
“Ja, meneer Braams…“, zegt Winkelman terug.
“Doe nog maar een keer van hetzelfde”, zegt Braams dan.
“Dat is goed. Tot vrijdagmorgen dan…”
Het lijkt op het uitwisselen van een code tussen twee geheimagenten, maar in werkelijkheid betekent het dat Winkelman een doos rode en een doos witte Afrikaanse wijn naar de Bergermeer moet brengen. Meneer Braams woont daar samen met zijn dementerende vrouw.
Als Winkelman langskomt, ook deze keer weer, blijft hij altijd even hangen voor een praatje. Vanuit een zijkamer hoort hij dan vragen: “Wie is daar, Herman?”
“Het is de meneer van de wijn…”
“Wie?”
“De meneer van de wijn”, brult Braams terug en hij geeft Winkelman een vermoeide grimas.
“Zolang ik kan blijf ik haar verzorgen, maar het valt niet mee…”, zegt hij. “Alleen muziek kan haar rustig maken en dus heb ik feitelijk de hele dag klassieke muziek opstaan…”
“Wie is daar, Herman?”, vraagt de broze stem uit de zijkamer opnieuw, waar Winkelman nu ook klassieke klanken vandaan hoort komen.
“De meneer van de wijn”, loeit Braams terug en hij lacht onbeholpen.
“O, de meneer van de wijn”, herhaalt de broze stem gerustgesteld.
“En ‘s avonds een glaasje wijn wil er ook wel bij haar in”, zegt Braams. “Dat is feitelijk het beste moment van de dag. Dan is het net als vroeger, alsof er niets aan de hand is”.
In de tuin druipen de struiken van het water. Een dun regentje valt loodrecht uit de grijze wolken naar beneden.
“Herman, wie is daar?”, vraagt de stem weer.
“De man van de wijn”, geduldigt Braams luid.
“O, de man van de wijn”, klinkt het bibberig.
“En dan te bedenken dat ik niet eens Herman heet”, zegt Braams plotseling. “Ze denkt dat ik iemand anders ben. Soms praat ze wel eens over mij als een vriend uit een ver verleden. Gek is dat…” Hij kijkt Winkelman nu aan. “Maar ondertussen vrijen we dat het een lieve lust is, want alles wat haar daarin ooit remde is ze ook vergeten…”
Hij grimast Winkelman weer toe, maar nu met een ondeugende twinkel in zijn ogen. “Dat maakt veel goed…”, zegt meneer Braams nog.
Buiten is het inmiddels droog.