De vorige keer ging het over glaswerk. Hierbij het vervolg daarop.
Daar gaan we… Het juiste glas (gereedschap) bestaat uit drie delen, te weten: het voetje waarop het staat. De steel, om hem vast te houden en de kelk. Het schijnt dat alleen de adel het glas bij de kelk mag vatten. Altijd wat met die lui.
Echte wijndrinkers houden hun glas vast aan de steel. Houd je namelijk het glas bij de kelk, dan neemt de inhoud de temperatuur aan van je vingers, gemiddeld 37 graden celsius en dus veel te warm. Evenals het glas, is ook de temperatuur van de wijn van wezenlijk belang. De steel dient daarom voldoende lang te zijn om hem goed vast te kunnen houden. Glazen met korte stelen zijn mogelijk hip, maar niet erg bruikbaar. Weg ermee!!
De kelk dient tulpvormig te zijn. Wijn wordt ingeschonken tot waar het glas het dikst is. De rest van de ruimte is voor het bouquet. Nooit een glas helemaal vol schenken uit gastvrije overwegingen. Vullen tot halverwege derhalve waarbij de toeloop van het glas het bouquet vasthoudt. Dit is cruciaal, omdat bij het drinken van de wijn altijd ook een snufje geur wordt opgesnoven. Als iemand verkouden is en zegt: ik proef niks, komt dit omdat de neus verstopt zit en niet meedoet. Wijndrinken is een kunst en de juiste wijn in het juiste glas een toevoeging op het bestaan!!
Daarom is het ook helemaal niet erg om een wijn terug te sturen in een restaurant als-ie iets mankeert.
Heeft de wijn bijvoorbeeld ‘kurk’ dan smaakt hij naar natte-dweil. Niet goed – terug ermee.
De bediening die na het openen van een fles aan de kurk ruikt, is gediskwalificeerd. Staat deftig, maar slaat nergens op. Dit euvel is namelijk niet te ruiken aan de kurk, maar alleen te proeven en bij een lichte vorm is dat al moeilijk genoeg. Een goede kurk zal altijd naar kurk ruiken, meer niet.
Ook over de kurk valt dus veel te vertellen. Er zijn lange kurken voor bewaarwijnen, samengestelde kurken voor drinkwijnen, zelfs wijnen met een plastic stop en uiteraard de schroefdop. Die laatste twee oplossingen zijn overgewaaid uit Australië, waar men niet door traditie wordt gehinderd. Soms hebben die plastic stoppen zelfs een knetterrode of -blauwe kleur. Voor drinkwijnen is dat niet erg.
Voor bewaarwijnen wel, omdat die in hun lange leven moeten kunnen ademen. Daartoe zitten in de capsule kleine gaatjes. Ze worden liggend bewaard bij een constante temperatuur. Maar onthoud, bewaren is leuk, niks mis mee, maar samen opdrinken nog leuker. Wijn is geen postzegel, als onderdeel van een collectie. Wijn is er m.i. om van te genieten. Punt uit.

Laat een reactie achter