Het was warm, zo warm dat hij het liefst geen spat zou uitvoeren. Straks moest hij Winkelvrouw gaan aflossen in de winkel.
Hij zat buiten op het dakterras en verbaasde zich over de hitte en de staalblauwe hemel, waarin een vliegtuig hoog in de lucht twee parallelle strepen trok.
De tegels waren te heet voor blote voeten en bij het optillen van zijn pink stond het zweet op zijn rug. Door de warmte was alle ambitie in hem gesmolten. Hij wilde alleen maar zitten en kijken, zitten en kijken.
Ergens tussen de daken klonk het getik van bestek op een bord. Daar had blijkbaar iemand nog de puf om iets te eten. Hij zou wel willen lezen, maar het boek van Marques woog zeker een kilo en was daarmee te zwaar voor dit weer.
Ineens moest hij denken aan de spreuk die hij onlangs op het hek van een boerderij had zien staan. “Leef Nu. Het Is Later Dan U Denkt,” stond er in metalen letters te lezen.
“Leef NU,” dacht hij, maar daar was het zelfs te warm voor en dat was meteen ook het nadeel van mooi weer; je voelde je ongemakkelijk als je er niet met volle teugen van genoot…
Hij hoorde zijn telefoon gaan. Even overwoog hij niet op te nemen. maar toch hees hij zich moeizaam overeind en slofte naar binnen.
‘Kom je nog?’ hoorde hij Winkelvrouw vragen. ‘Ik zit hier opgesloten in de winkel en wil ook even naar buiten.’
‘Nee, ik kom niet,’antwoordde hij. ‘Ik heb een zonnesteek opgelopen en moet onder de parasol blijven zitten. Ik mag me niet te druk maken…’
‘Ja, dat zou je wel willen,’ zei ze terug. ‘Kom gauw hier heen en los me af.’
‘Leef nu. Het is later dan je denkt, ’riep hij haar jolig toe.
‘Wat bedoel je?’
‘Laat maar,’ gaf hij terug.
‘Je bent echt in de war.’ Ze klonk bezorgd.
‘Ik kom zo,’ zei hij tot slot.
Later diezelfde dag bracht hij een gekoeld flesje Grüner Veltliner -een frisse, witte Oostenrijkse wijn- mee uit de winkel, die ze als voorschot op wat ze toen nog niet wisten; thuisquarantaine, samen opdronken.
‘Leef nu,’ riep hij haar toe met opgeheven glas.