Met dit ‘stukkie’ verblijven we wederom in het zuiden van Frankrijk (zie vorige column), waar Winkelman ooit, lang geleden een poos woonde.

Het is het jaar nadat hij er de druivenpluk deed en inmiddels is hij weer woonachtig in het grijze Holland.

De kranten maken melding van hoog water in de Rijn en de CAO-onderhandelingen in de metaal zijn weer eens geklapt.

Nog één keer moet hij terug om wat zaken af te ronden en samen met een vriend, tuk op een weekje er tussenuit, vangen ze de reis aan naar het zonnige zuiden.

Bij de Cave Coöperative in Pepieux staat nog steeds tien liter wijn in depot, omdat de druivenpluk niet alleen met centjes wordt beloond maar ook met een liter wijn per gewerkte dag.

Eenmaal aangekomen in het slaperige dorp, is hun eerste gang naar dat restant wijn en met die buit rijdt ons duo spoorslags naar het huisje van Winkelman, bovenop een berg.

Dan begint een weekje cocooning zonder weerga. Na alle kilometers autorijden hebben ze geen zin meer om nog een keer in dat blik te kruipen.

Overdag genieten ze van het heldere uitzicht op de pieken van de besneeuwde Pyreneeën en ’s avonds kijken ze uit over het donkere dal, waar lichtjes de plek verraden van de dorpjes in de vallei.

De hangmat tussen boom en muur is zo weer opgehangen en ze verdoen hun dagen met praten&lezen dat het een lieve lust is.

In het inmiddels overwoekerde tuintje bij de bron vinden ze nog wat doorgeschoten prei en worteltjes en een gewas dat de Fransen ‘blet’ noemen, een soort uit hand gelopen spinazie.

Daarvan eten ze elke dag en maakt Vriend daar telkens een ander sausje bij zodat ze toch heel gevarieerd eten.

Als Winkelman per se van zijn berg af moet om beneden iets te regelen, weet-ie niet hoe snel hij terug moet gaan; terug naar de gesprekken, het uitzicht, de saus en de wijn. Ach ja, soms zit geluk in een klein hoekje.

Laat een reactie achter