De dagen worden korter; nat en donker. We verzamelen ons rond de eettafel. De juiste wijn bij een gerecht kan voor een onvergetelijke ervaring zorgen. Nederlanders hebben de discutabele reputatie hun wijn vooral voor of na het eten te drinken in plaats van erbij, zoals in Zuid-Europa gebeurt. Geen Italiaan haalt het in zijn hoofd om een glas te nuttigen zonder daar minstens wat bij te knabbelen. Maar ook bij ons gaan we wijn en eten meer en meer zien als vaste partners en komt er zelfs de vraag: “Welke wijn drink ik bij stamppot?”. We blijven tenslotte Nederlanders.
De bekendste wijn-spijsregel is: wit bij vis en rood bij vlees. Maar dat is echt te kort door de bocht. Tonijn van de grill doet het vaak beter met rood. Een volle witte wijn kan prima bij varkensrollade. De reden dat die ene regel blijft hangen komt door gebrek aan beter. De wankele leuning langs de moeilijke trap van de wijnkennis is altijd beter dan helemaal geen leuning.
Dus, de klassieke beginnersfout is dat men denkt vanuit vlees, vis of vega. Edoch, niet het hoofdingrediënt is de bepalende smaakmaker, maar de saus, de kruiden of de bereiding.
Ten tweede, de intensiteit van de smaak is minstens zo belangrijk; een krachtig gerecht behoeft een krachtige wijn. Een heftig glas bij een subtiel gerecht brengt de combinatie uit evenwicht en kan het gerecht zelfs kapotmaken.
Het is handig te snappen wat verschillende culinaire technieken doen. Een gegrilde aubergine smaakt anders dan een gerookte of een gekookte. Sommige smaken versterken elkaar, bijvoorbeeld bitter versterkt bitter. Proef maar eens een glas stroeve rode wijn met bittere tannines, naast een kop koude sterke koffie. Na de koffie smaakt de wijn nóg bitterder, omdat die smaken elkaar versterken. Dit soort combinaties willen we voorkomen in onze wijn&spijs ervaring. Ondergetekende kent iemand die alleen zware wijnen waardeert. Niet altijd terecht blijkt maar weer. Alles staat met elkaar in verband, nietwaar?
Wordt vervolgd